Voorbeelden voor lezingen: Taal
Nederlands en Duits zijn zustertalen en het eerste dat ik mijn cursisten duidelijk maak is dat Nederlands voor hen geen vreemde taal is. Duitstaligen die besluiten Nederlands te gaan leren zijn op grond van dat simpele besluit direct al gevorderden en mogen zich niet als beginners beschouwen. Dat betekent ook dat hun leerproces niet mag worden gestoord door de aanwezigheid van niet-Duitstaligen. Andersom geldt in feite hetzelfde voor Nederlanders die Duits willen leren spreken. Er hoeft bijvoorbeeld maar één Engelsman in de cursus te zitten en het gemeenschappelijke leerproces wordt met lichtjaren vertraagd. Wie óók op enig niveau Duits wil kunnen lézen, moet natuurlijk ingewijd worden in de grammaticale complexiteit van die taal. De Nederlandse socioloog Chorus heeft in de jaren zestig van de vorige eeuw onderzoek gedaan naar de opvattingen van Nederlanders over het Duits. Men vond die taal:
omslachtig, ingewikkeld, bombastisch, pedant, toneelmatig en overdreven correct in de dictie.
Zelf ben ik bij workshops voortdurend waarderingen tegengekomen als:
formeel, snijdend, snauwerig, de wiskunde van de talen, 'waarom het makkelijk zeggen als het ook moeilijk kan'.
Vroeger, toen volstrekte eentaligheid ook in Nederland nog heel gebruikelijk was, moest je alles bij de groenteboer in goed Nederlands of in het streekdialect uitspreken, als je iets niet kon aanwijzen. Mijn vrouw kwam op een dag - in het begin van de jaren zeventig - woedend thuis omdat ze geen peterselie kon krijgen. In het Duits heet dat Petersilie. Ze werd niet verstaan. Nu krijg je in Nederland als buitenlander vrijwel geen kans om Nederlands te spreken, omdat elke Nederlander je onmiddellijk volstort met slecht rap- en school-Engels of vormen van Kaus-baussen-Duits in de trant van: In Niederland lehren wir vier Zahlen auf die Schule!
Wie als Nederlander Duits wil spreken in Duitsland krijgt daartoe alle gelegenheid, want daar wordt op de lagere sporten van de maatschappelijke ladder nog niet door iedereen Engels gesproken. Bovendien hoef je je weinig zorgen te maken over de grammaticale correctheid. Een mededeling als:
"Die Mann die da auf die Ecke steht, mit die Hände in die Säcke und die Hut auf..."
wordt door de meeste Duitsers veel beter verstaan en begrepen, dan wanneer een Oberbayer hetzelfde in goed Oberbayrisch zou zeggen.
In het huisjeskamp waar ik mijn zomerhuisje heb, verblijven vrijwel uitsluitend eentalige, oudere Nederlanders en er is één verdwaald Duits gezin neergestreken. De enige Duitse woorden die deze Nederlanders kennen zijn een residu van het nazi-Duits uit de oorlog:
Raus, raus / Aufmachen / Schnell, schnell / Maul halten.
Norbert, zo heet mijn Duitse buurman, spreekt keurig Duits met mij, maar met de andere bewoners een fragmentarisch soort Duits dat hij als Nederlands beschouwd en waarin het woordje die een hoofdrol speelt. Hij denkt dat die een Nederlands lidwoord is, zijn Nederlandse gespreksgenoten zijn ervan overtuigd dat die hét Duitse lidwoord is. Ze verstaan elkaar uitstekend en zijn Duits en hun Nederlands groeien steeds meer naar elkaar toe. Hij komt uit Keulen, is net als zij arbeider en heeft precies dezelfde meningen. Ze kijken samen naar voetbal. Zij logeren met carnaval bij hem in Keulen. Hij heeft in z'n eentje meer voor de Duits-Nederlandse toenadering gedaan dan tal van zwaar gesubsidieerde congressen ooit zullen vermogen. Hij heeft ook het grootste compliment gekregen dat Nederlanders aan Duitsers kunnen geven: hij is helemaal niet typisch-Duits. Alle Duitsers die Nederlanders als buren, kennissen, collega's of vrienden leren kennen krijgen dit compliment te eniger tijd tot hun verbazing te horen.